Definify.com

Definition 2024


zaaien

zaaien

Dutch

Verb

zaaien

  1. (transitive) to sow, plant seed
  2. (transitive, figuratively) to start, set in motion
    Het verbod om te zaaien zaaide onrust onder de boeren.
    The sowing ban caused unrest among the farmers.

Inflection

Inflection of zaaien (weak)
infinitive zaaien
past singular zaaide
past participle gezaaid
infinitive zaaien
gerund zaaien n
verbal noun
present tense past tense
1st person singular zaai zaaide
2nd person sing. (jij) zaait zaaide
2nd person sing. (u) zaait zaaide
2nd person sing. (gij) zaait zaaide
3rd person singular zaait zaaide
plural zaaien zaaiden
subjunctive sing.1 zaaie zaaide
subjunctive plur.1 zaaien zaaiden
imperative sing. zaai
imperative plur.1 zaait
participles zaaiend gezaaid
1) Archaic.

Derived terms

Related terms

Descendants

Anagrams