Definify.com

Definition 2024


Paars

Paars

See also: paars

German

Noun

Paars

  1. genitive singular of Paar

paars

paars

See also: Paars

Dutch

Adjective

paars (comparative paarser, superlative meest paars or paarst)

  1. purple
  2. (politics) relating to cooperation between liberals and social democrats of the third way

Inflection

Inflection of paars
uninflected paars
inflected paarse
comparative paarser
positive comparative superlative
predicative/adverbial paars paarser het paarst
het paarste
indefinite m./f. sing. paarse paarsere paarste
n. sing. paars paarser paarste
plural paarse paarsere paarste
definite paarse paarsere paarste
partitive paars paarsers

See also

Colors in Dutch · kleuren (layout · text)
     rood      groen      geel      roomwit      wit
     karmijnrood      magenta      groenblauw/petrolblauw      groengeel/limoengroen      roze
     indigo      blauw      oranje      grijs      violet
     zwart      paars      bruin      azuurblauw      blauwgroen/cyaan

Anagrams

References

  1. paars; in: J. de Vries & F. de Tollenaere, "Etymologisch Woordenboek", Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 1986 (14de druk)

Latvian

Verb

paars

  1. 3rd person singular future indicative form of paart
  2. 3rd person plural future indicative form of paart