Definify.com

Definition 2024


bestegen

bestegen

Dutch

Verb

bestegen

  1. plural past indicative and subjunctive of bestijgen

Participle

bestegen

  1. past participle of bestijgen

Declension

Inflection of bestegen
uninflected bestegen
inflected bestegen
comparative
positive
predicative/adverbial bestegen
indefinite m./f. sing. bestegen
n. sing. bestegen
plural bestegen
definite bestegen
partitive bestegens